Eligius is geboren in Chaptelat, een dorp nabij Limoges, uit Terrigie (moeder) en de pottenbakker Eucher en wilde smid worden, maar werd al snel opgeleid tot goudsmid door Abbo, muntmeester van Limoges. Vervolgens zette hij zijn opleiding voort bij Abbo van Limoges, koninklijk schatkistbewaarder in Neustria. Op aanbeveling van deze Abbo vroeg koning Clotarius II aan Eligius om voor hem een troon te maken van goud, versierd met edelstenen. Nadat het werk klaar was gaf Eligius het resterende goud terug aan de opdrachtgever. Deze eerlijkheid bezorgde hem de titel van muntmeester van Marseille en een plaats in de hofhouding.
Na de dood van Clotarius II benoemde zijn zoon, koning Dagobert I, hem tot belangrijkste adviseur. De faam van Eligius verspreidde zich snel en ambassadeurs betoonden hem eer alvorens de koning met een bezoek te vereren. Toen Eligius kans zag om de Bretonse koning Judicail over te halen zich te onderwerpen aan het Frankische gezag, steeg zijn invloed verder. Eligius gebruikte zijn bekendheid door geld in te zamelen voor de armen en Romeinse, Gallische, Bretonse, Saksische en Moorse slaven vrij te kopen die dagelijks in Marseille werden aangevoerd. Ook stuurde hij dienaren uit om de lichamen van de terechtgestelde misdadigers een fatsoenlijke begrafenis te bezorgen. Ook werd hij, samen met zijn vriend Audoënus (ook bekend als Dado of St. Ouen), aan het hof gezien als iemand met een respectvolle levenswijze, omdat hij leefde overeenkomstig de regels van het Ierse kloosterleven, in Gallië bekendgemaakt door Columbanus. Hij voerde deze leefwijze ook in het klooster van Solignac dat hij in 632 stichtte en in het nonnenklooster van Parijs. Eligius liet de basiliek van Paulus in Parijs bouwen en liet de basiliek van St. Martial restaureren. Verder liet hij kerken bouwen gewijd aan Martinus van Tours, de patroon van de Franken, en Dionysius van Parijs, de patroonheilige van de koning.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten